Cyberaanvallen gebeuren dagelijks, soms met grote gevolgen. In het buitenland, maar ook in Nederland. Zo hebben buitenlande hackers onder andere aanvallen uitgevoerd op ziekenhuizen en de Rotterdamse haven. Wat kunnen Nederland en andere landen doen om escalatie te voorkomen? Daarover publiceerde het Rathenau Instituut dit voorjaar het rapport ‘Cyberspace zonder conflict’.
Lees verder
Steeds meer landen kunnen cyberaanvallen uitvoeren die grote schade aanrichten aan bedrijven, mensen en overheidsinstellingen. Vrijwel alle landen gebruiken deze cyberwapens ook. Ze bespioneren elkaar en proberen in elkaars digitale systemen te infiltreren; sommige staten voeren zelfs cybersabotage uit of verspreiden desinformatie.
Nederland heeft, met zijn open economie, belang bij de-escalatie van dit conflict. Ook heeft het een lange traditie van vredesonderhandelingen en diplomatie. Vanuit die positie kan het de internationale samenwerking intensiveren. Dat blijkt uit dit rapport. De onderzoekers concluderen dat Nederland op vijf manieren de oplopende conflicten in cyberspace kan afremmen.
Dit rapport beschrijft allereerst wat cyberaanvallen zijn, en vergelijkt deze met conventionele militaire aanvallen. Dit levert het volgende beeld op.
Cyberaanvallen kunnen veelal vanaf grote afstand plaatsvinden, kunnen zich razendsnel verspreiden en zijn soms lastig te detecteren – zeker als het geraffineerde spionage betreft, of hoogwaardige vervalsingen van beeld en geluid. Cyberaanvallen worden soms zelfs als een dienst aangeboden. Cyberaanvallers variëren van inlichtingendiensten tot cybercriminelen, en hoeven zelden te vrezen voor de gevolgen, zoals berechting.
Tegelijkertijd zijn cyberaanvallen niet per se schadelijker dan conventionele aanvallen. Sterker nog: Cyberaanvallen richten zelden ernstige fysieke schade aan en kunnen in veel gevallen onschadelijk gemaakt worden. Eenmaal bekend kan malware automatisch gedetecteerd en geweerd worden, mits leveranciers en gebruikers hun softwaresystemen tijdig updaten.
De opkomst van cyberaanvallen creëert daarom niet alleen serieuze veiligheidsrisico’s, maar ook mogelijkheden om de schade te verzachten.
Elke dag zijn er cyberaanvallen. Dit rapport geeft een overzicht van wie ze uitvoert, waarbij we de rol van de grote cybermachten – de Verenigde Staten, Rusland en China – benadrukken, en ook Nederland en een aantal andere Europese landen bespreken. Dit doen we door de activiteiten te markeren op een zogenoemde cyberescalatieladder, die drie tredes telt:
De meeste huidige handelingen van invloedrijke staten passen in wat we hierboven beschrijven als het informatieconflict. Landen zijn in vredestijd hun cybersecurity aan het opbouwen en ze proberen zo onzichtbaar mogelijk te infiltreren in de digitale systemen van andere landen. Rusland kenmerkt zich daarnaast door het actief verspreiden van desinformatie. Dat is een strategie die andere autocratische landen, tenminste naar het buitenland toe, nog niet breed lijken toe te passen, maar die wel naadloos aansluit bij de ambitie om de informatie die burgers bereikt te sturen, te censureren en te manipuleren. Daarnaast zijn er enkele voorbeelden van ernstige cybersabotage, zoals de operatie Olympic Games, die aan Israël en de Verenigde Staten wordt toegeschreven, en de WannaCry-aanval, die aan Noord-Korea wordt toegeschreven. Cyberaanvallen hebben tot nu toe nog nooit een cyber-fysieke oorlog uitgelokt; van ‘cyberoorlog’ is wat dat betreft geen sprake. Wel vormt cyber steeds meer een onderdeel van oorlogsvoering, zoals goed te zien is bij het conflict in Oekraïne.
Het voortdurende informatieconflict vraagt om internationale diplomatie en afspraken. Daarom brengen de onderzoekers in dit rapport ook de samenwerking op dit vlak in kaart. In internationale en regionale gremia proberen staten stappen te zetten om een veilige en vrije digitale wereld te realiseren.
Staten zijn er niet in geslaagd om voor cyberaanvallen heldere afspraken met elkaar te maken. Dit betekent niet dat er geen regels van toepassing zijn op cyberaanvallen. Maar omdat deze aanvallen zelden de drempel overschrijden van een ‘gewapende aanval’, en daarmee het internationaal humanitair recht activeren, zijn er alleen algemene normen beschikbaar, zoals het geweldsverbod. En die kunnen vooralsnog op allerlei manieren worden uitgelegd. Er wordt gewerkt aan nieuwe afspraken, maar deze zijn er nog niet.
Met dank aan: Hamer, J., R. van Est, L. Royakkers, met medewerking van N. Alberts (2019). Cyberspace zonder conflict – Op zoek naar de-escalatie van het internationale informatieconflict. Den Haag: Rathenau Instituut, www.rathenau.nl